
Jurisprudentie
BB1691
Datum uitspraak2007-07-03
Datum gepubliceerd2007-08-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0401674
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0401674
Statusgepubliceerd
Indicatie
Een en ander in aanmerking nemend zal het hof de deskundige de volgende vragen voorleggen [..] Deze vragen betreffen het handelen van "geïntimeerde" als huisarts. De overige vragen betreffen de gevolgen van eventueel onjuist handelen van "geïntimeerde". Het hof zal bij nader inzien het onderscheid overnemen dat partijen op dit punt hebben gemaakt en dat niet alleen ten aanzien van de te benoemen deskundige, voor deze vragen een neuroloog, maar ook wat betreft de volgorde. De vragen aan de neuroloog worden voor deze procedure pas relevant wanneer is komen vast te staan dat "geïntimeerde" niet heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend huisarts en hij ten onrechte heeft nagelaten "appellant" onmiddellijk naar het ziekenhuis te verwijzen. Eerst dan komt aan de orde of en in hoeverre dat handelen en/of nalaten voor "appellant" gevolgen heeft gehad. Over de benoeming van een neuroloog als deskundige en over de precieze aan deze voor te leggen vragen zal het hof mitsdien beslissen nadat het huisartsgeneeskundig deskundigenbericht is uitgebracht. Thans wordt volstaan met het bepalen van dat deskundigenbericht. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Uitspraak
typ. MT
rolnr. C0401674/RO
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vijfde kamer, van 3 juli 2007,
gewezen in de zaak van:
"APPELLANT",
wonende te "woonplaats",
appellant,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
tegen:
"GEÏNTIMEERDE,
wonende te "woonplaats",
geïntimeerde,
procureur: mr. H.E.G. van der Flier,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 23 januari 2007 inzake het hoger beroep van het door de rechtbank Roermond tussen partijen onder zaaknummer 60180/HA ZA 04-198 gewezen vonnis van 4 augustus 2004.
6. Het verdere verloop van het proces
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de onderwerpen die in het arrest onder 4.9 zijn aangegeven.
"Appellant" heeft onder overlegging van één productie een akte genomen en "geïntimeerde" een antwoordakte.
Vervolgens hebben partijen opnieuw de stukken overgelegd en uitspraak verzocht.
7. De verdere beoordeling
7.1 In het tussenarrest van 23 januari 2007 heeft het hof overwogen dat het noodzakelijk is een deskundigenbericht in te winnen met betrekking tot de medische aspecten van deze zaak. Het hof heeft daarbij aangegeven voornemens te zijn een vijftal vragen aan de te benoemen deskundige voor te leggen (r.o. 4.8). Vervolgens heeft het hof, uitgaande van de benoeming van één deskundige, partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de deskundigheid en de persoon van de te benoemen deskundige en over de aan deze voor te leggen vragen (r.o. 4.9).
7.2 Door beide partijen wordt aangegeven dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen de vragen die betrekking hebben op het huisartsgeneeskundig handelen (de vragen 1 en 2) en de vragen op het terrein van de neuroloog (de vragen 3 en 4). Vraag 5 betreft een algemene slotvraag. Met betrekking tot de vragen 1 en 2 stellen beide partijen prof. dr. E. Schadé voor. Het hof zal ten aanzien van het huisartsgeneeskundig handelen deze deskundige benoemen. Prof. Schadé heeft laten weten zijn deskundigenbericht in samenspraak met W.M.H. van Diest op te stellen. Het hof stemt hiermee in.
7.3 "Geïntimeerde" heeft laten weten te kunnen instemmen met de voorgestelde vragen 1 en 2; "appellant" heeft er kanttekeningen bij gemaakt. Een en ander in aanmerking nemend zal het hof de deskundige de volgende vragen voorleggen:
1) Hoe diende een huisarts te handelen bij het bezoek aan "appellant" op [datum 1], uitgaande van de geldende richtlijnen en in het bijzonder de Richtlijn Beroerte;
2) Is er een discrepantie tussen het handelen van "geïntimeerde", zoals dit in deze procedure inmiddels is vastgesteld, en de aanbevolen handelwijze en zo ja, zijn er omstandigheden aan te wijzen die een dergelijke discrepantie rechtvaardigen;
3) Had "geïntimeerde", uitgaande van de geldende richtlijnen, "appellant" onmiddellijk naar het ziekenhuis dienen te verwijzen;
4) Wat acht u verder van belang op te merken.
7.4 Deze vragen betreffen het handelen van "geïntimeerde" als huisarts. De overige vragen betreffen de gevolgen van eventueel onjuist handelen van "geïntimeerde". Het hof zal bij nader inzien het onderscheid overnemen dat partijen op dit punt hebben gemaakt en dat niet alleen ten aanzien van de te benoemen deskundige, voor deze vragen een neuroloog, maar ook wat betreft de volgorde. De vragen aan de neuroloog worden voor deze procedure pas relevant wanneer is komen vast te staan dat "geïntimeerde" niet heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend huisarts en hij ten onrechte heeft nagelaten "appellant" onmiddellijk naar het ziekenhuis te verwijzen. Eerst dan komt aan de orde of en in hoeverre dat handelen en/of nalaten voor "appellant" gevolgen heeft gehad. Over de benoeming van een neuroloog als deskundige en over de precieze aan deze voor te leggen vragen zal het hof mitsdien beslissen nadat het huisartsgeneeskundig deskundigenbericht is uitgebracht. Thans wordt volstaan met het bepalen van dat deskundigenbericht.
7.5 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
8. De beslissing
Het hof:
bepaalt dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht naar de in onderdeel 7.3 van dit arrest geformuleerde vragen;
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
Prof. dr. E. Schadé
Huisartsgeneeskunde AMC-UvA
Klinische Methoden & Public Health
[adres 1]
[telefoonnummer]
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof;
verzoekt de deskundige tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat het voorschot is ontvangen en dat met het onderzoek kan worden aangevangen;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 3.000,--, tenzij partij/partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/ hebben gemaakt; in dat geval zal het hof op het bezwaar/de bezwaren beslissen en de hoogte van het voorschot bepalen;
bepaalt dat ieder van partijen de helft van genoemd voorschot van € 3.000,--, derhalve € 1.500,--, zal overmaken naar rekeningnummer 19.23.25.787 t.n.v. Arrondissement 536 Den Bosch, onder vermelding van ons kenmerk;
verstaat dat aan "appellant" geen voorschot wordt opgelegd, nu aan deze partij een toevoeging is verleend;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige zal toezenden;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
benoemt mr. B.A. Meulenbroek tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffie dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 4 december 2007 voor memorie na deskundigenonderzoek, aan de zijde van "appellant";
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Meulenbroek en Hutten en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 3 juli 2007.